Perceeladvies
Het best laat u bodemstalen analyseren en stuurt u de resultaten naar mij door. Aan de hand van deze resultaten en enkele vragen kan ik u zeggen of er interessante mogelijkheden zijn voor de aanleg van een wijngaard. Dit kan in een telefoongesprek en is kosteloos. Indien dit positief is en u een plantadvies wenst is een bezoek te plaatse nodig en ontvangt u nadien een aan het perceel en uw voorkeur aangepast plantadvies.
Dromen van een wijnboerderij
De eerste vraag die men zich dient te stellen: is het perceel geschikt voor (kwalitatieve) wijnbouw? Het gebeurt nog steeds dat mensen aan het ontbijt zittend door het raam kijken en dan zeggen:”zou dat niet leuk zijn, om daar een wijngaard te hebben?” Natuurlijk is het leuk. Een wijnboerderij, zijn eigen wijn, iedereen begint al te dromen over flessen en etiketten. Maar dan komt men doorgaans al vrij vlug tot de realiteit en stelt zichzelf de vraag of het wel mogelijk is, en hoe er aan te beginnen. Alvorens zich te verdiepen in hoe, zullen we eerst eens onderzoeken of het kan.
BodemstalenIedereen weet dat de grond belangrijk is. Maar het belang is veel groter dan mensen denken. De bodem is bepalend voor de keuze van het plantgoed. Zowel de meest aangewezen variëteiten als de keuze van de onderstammen. U kunt bij de Bodemkundige Dienst van België een standaard bodemanalyse laten uitvoeren voor wijnbouw. Dit is de eerste stap. Met deze resultaten kunnen we vervolgens aan de slag.
|
Zij verkopen ook graag een 'Advies wijnbouw'. Zij hebben echter zeer beperkte kennis op dit gebied. Een dergelijk advies kost redelijk veel geld dat u beter kunt sparen voor een goed advies.
|
Vorstgevoeligheid
Vaak is de wens om een wijngaard zo groot dat men het risico op vorstschade negeert. Men rekent vaak op de opwarming van ons klimaat maar dat kan soms een averechts effect hebben. Doordat de groeicyclus vroeger start kan het risico zelfs toenemen. De kans op voorjaarsvorst neemt immers hierdoor niet af. De ijsheiligen hebben hun betekenis nog niet verloren.
Voorwaarden voor wijnbouw
Er zijn een aantal voorwaarden om aan wijnbouw te kunnen doen. Op de eerste plaats moet het klimaat er geschikt voor zijn, en op de tweede plaats het perceel. Het eerste antwoord is niet moeilijk. België en het zuiden van Nederland hebben net als het zuiden van Engeland terug een klimaat dat voor wijnbouw geschikt is, net als in de middeleeuwen. Het antwoord op de tweede vraag is al moeilijker. Of een perceel geschikt is hangt af van meerdere factoren; Klimaat, microklimaat, de helling, de waterhuishouding, de bodem en de ondergrond. Al deze factoren bepalen uiteindelijk of een perceel geschikt is voor wijnbouw of niet.
Microklimaat
Een zonnige helling, gelegen in een kom, beschermd tegen koude winden, aan een groot wateroppervlak, achter een beschermende warmtespijkerende muur, aan een bosrand of juist heel open gelegen. Al deze elementen creëren een microklimaat. Een plek met licht afwijkende omstandigheden van de omringende regio. Denk aan het dal van de Moezel of de kalksteenheuvels van de Bourgogne, De heuvels van het Champagnegebied of de Elzas aan de voet van de Vogezen. Voorbeelden die we allemaal kennen, maar ook in eigen land zijn er dergelijke plaatsen die zich heel goed voor wijnbouw lenen. In het West Vlaamse Heuvelland, het Hageland en de Haspengouw zijn er veel geschikte plaatsen. Iedereen kent in zijn eigen streek wel de plaatsen die het meest van de vorst te leiden hebben en die waar de vorst vrijwel nooit toeslaat. Dit is een van de belangrijkste zaken bij het kiezen van een perceel.
Helling
Heel belangrijk is het voordeel van een helling. We hoeven hierbij niet onmiddellijk aan de hellingen langs de Rijn te denken. Vijf graden helling is immers ook een helling die van grote invloed is. De vorst zakt immers naar het diepste punt, en wanneer de druivelaar een stam van 60cm heeft kan dat al voldoende zijn om ernstige vorstschade te voorkomen. Ook is het voor de kracht van de zon een groot verschil of de helling zuidelijk of noordelijk georiënteerd is. Het is allemaal niet zo moeilijk. Het is eigenlijk zo vanzelfsprekend dat iedereen van zijn eigen grond wel kan inschatten welke percelen al dan niet geschikt zijn.
Bodem en ondergrond
Nu wordt het al wat moeilijker. De meeste bodemsoorten kunnen voor wijnbouw dienst doen, alleen vochtige en heel humusrijke voedzame grond is niet geschikt. Zandgronden zijn minder geschikt want ze zijn in het algemeen arm aan omwisselbare mineralen en bovendien is er vaak sprake van ernstige waterstress. De overige grondsoorten zijn in principe geschikt, maar de verschillende grondsoorten beperken wel de keuze van de druivenvariëteiten. De verschillende druiven hebben immers grondsoorten waarop ze meer of minder tot hun recht komen. Het is dus niet de wijnbouwer die de druiven kiest volgens zijn eigen voorkeur maar het perceel dat door klimaat en grond bepaalt welke druiven er het best worden aangeplant.
Dan is er nog het kalkgehalte en de pH die de keuze van de onderstokken bepalen, en dit weer rekening houdend met welke variëteit erop geënt wordt. Elk bodemtype heeft zijn eigen pH die voor druiven optimaal is. (zie schema)
De Bodemkundige Dienst van België voert bodemanalyses van grondstalen uit voor wijnbouw, waarbij zij ook een bemestingsadvies geven. Aan de hand van het rapport en een wandeling over het perceel kan men goed bepalen welke mogelijkheden er zijn.
Gaan we naar de diepere lagen, de ondergrond, dan zijn er duidelijk twee soorten die favoriet zijn. Kalksteen zoals mergel en grind en kiezel zoals we dat in het stroomgebied van de Maas aantreffen. Het zijn deze grondlagen die in belangrijke
mate bepalen welke druiven de beste kwaliteit kunnen voortbrengen. Altijd gekozen uit de variëteiten die klimatologisch en qua bodemtype in aanmerking komen.
Sporen van veel verschillende elementen (sporenelementen) vormen de basis voor een complexe minerale structuurin de wijn. Iets wat de kwaliteit en daarmee ook de realiseerbare verkoopprijs ten goede komt. Nuances in smaak en aroma ontstaan immers voor een groot deel door streektypische verhouding van minuscule hoeveelheden elementen in de bodem. Dus zwakke sporen van talrijke elementen zijn voor goede wijn onmisbaar. Hebben we echter gronden die in het verleden rijkelijk bemestzijn geweest, dan gaat deze complexiteit volledig verloren. Veel wijndruiven groeien immers veel te sterk op voedzame bodem. Daarom zegt men dat de beste wijnen van de armste gronden komen. Daarom moeten we wanneer de bovenlaag uit klei in plaats van uit keien of stenen bestaat, daar met de keuze van de druiven rekening mee houden. Ook heeft de voedzaamheid van de bodem in combinatie met de gekozen druiven zijn invloed op het te kiezen plantraster. Krachtige groeiers op een vruchtbare bodem hebben nu eenmaal meer ruimte nodig. Maar ook indien de voedingswaarde gelijk laag is zijn de verschillen groot. Een kalkrijke kleigrond levert nu een maal heel andere stoffen aan de druivelaar dan bijvoorbeeld een ijzerhoudende zandlaag of kwartszand.
Afwatering
Heel belangrijk is ook dat er een goede afwatering is. Dus een korrelige samenstelling van de grond is voor een goede afwatering erg belangrijk. Een hoge grondwaterstand is funest, maar een altijd vochtige ondergrond op grotere diepte is daarentegen weer wel een groot voordeel. Een druivelaar mag nooit "natte voeten” voeten hebben want dan krijgt men "waterballen“, de smaak- en geurstoffen worden over een grotere hoeveelheid sap verdeeld en we krijgen een natuurlijke verdunning van de wijn. Niet alcoholisch, want suikers maakt de druivelaar genoeg aan, maar een verdunning van smaakstoffen in de wijn. Het resultaat is een schrale vlakke wijn waarvoor men nooit een goede prijs kan vragen. Hier spelen de grondsoort en ondergrond dus weer een grote rol, en een helling is natuurlijk ook hier weer een voordeel. Jammer voor wie in de polder zit, want daar zal men nooit een goede wijn kunnen maken.
Om een kwaliteitswijn te produceren is een zeker watertekortnodig, zodat de eerste functie van de plant, namelijk de groei, wordt beperkt. De groei van de wijnranken en de druiven stopt zodat alle suikers, die door fotosynthese worden gevormd, beschikbaar zijn om de druiven te voeden. Bij extreem watertekort spreekt men van waterstress: de fotosynthese wordt verhinderd zodat de druiven niet gevoed worden. Het rijpingsproces loopt spaak. De juiste balans in de waterhuishouding is dan ook een van de belangrijke voorwaarden voor het maken van kwaliteitswijn.
Stikstof
De bepalende factor voor de productie is stikstof. Op een bodem die relatief veel water bevat, zal stikstof groeibevorderend werken wat ten koste zal gaan van de kwaliteit. Een zeker stikstoftekort daarentegen zal zich tot een kwaliteitsfactor ontwikkelen doordat de groei van de plant wordt beperkt. Het stikstofgehalte van een bodem hangt af van de aangevoerde hoeveelheid humus of meststoffen en van de mineralisatie van de bodem.
We hebben nu de belangrijkste voorwaarden gehad. Niet genoeg om de juiste druiven te kiezen, maar met deze informatie kan iedereen wel bepalen welke percelen van zijn bedrijf voor wijnbouw geschikt kunnen zijn.
Er zijn een aantal voorwaarden om aan wijnbouw te kunnen doen. Op de eerste plaats moet het klimaat er geschikt voor zijn, en op de tweede plaats het perceel. Het eerste antwoord is niet moeilijk. België en het zuiden van Nederland hebben net als het zuiden van Engeland terug een klimaat dat voor wijnbouw geschikt is, net als in de middeleeuwen. Het antwoord op de tweede vraag is al moeilijker. Of een perceel geschikt is hangt af van meerdere factoren; Klimaat, microklimaat, de helling, de waterhuishouding, de bodem en de ondergrond. Al deze factoren bepalen uiteindelijk of een perceel geschikt is voor wijnbouw of niet.
Microklimaat
Een zonnige helling, gelegen in een kom, beschermd tegen koude winden, aan een groot wateroppervlak, achter een beschermende warmtespijkerende muur, aan een bosrand of juist heel open gelegen. Al deze elementen creëren een microklimaat. Een plek met licht afwijkende omstandigheden van de omringende regio. Denk aan het dal van de Moezel of de kalksteenheuvels van de Bourgogne, De heuvels van het Champagnegebied of de Elzas aan de voet van de Vogezen. Voorbeelden die we allemaal kennen, maar ook in eigen land zijn er dergelijke plaatsen die zich heel goed voor wijnbouw lenen. In het West Vlaamse Heuvelland, het Hageland en de Haspengouw zijn er veel geschikte plaatsen. Iedereen kent in zijn eigen streek wel de plaatsen die het meest van de vorst te leiden hebben en die waar de vorst vrijwel nooit toeslaat. Dit is een van de belangrijkste zaken bij het kiezen van een perceel.
Helling
Heel belangrijk is het voordeel van een helling. We hoeven hierbij niet onmiddellijk aan de hellingen langs de Rijn te denken. Vijf graden helling is immers ook een helling die van grote invloed is. De vorst zakt immers naar het diepste punt, en wanneer de druivelaar een stam van 60cm heeft kan dat al voldoende zijn om ernstige vorstschade te voorkomen. Ook is het voor de kracht van de zon een groot verschil of de helling zuidelijk of noordelijk georiënteerd is. Het is allemaal niet zo moeilijk. Het is eigenlijk zo vanzelfsprekend dat iedereen van zijn eigen grond wel kan inschatten welke percelen al dan niet geschikt zijn.
Bodem en ondergrond
Nu wordt het al wat moeilijker. De meeste bodemsoorten kunnen voor wijnbouw dienst doen, alleen vochtige en heel humusrijke voedzame grond is niet geschikt. Zandgronden zijn minder geschikt want ze zijn in het algemeen arm aan omwisselbare mineralen en bovendien is er vaak sprake van ernstige waterstress. De overige grondsoorten zijn in principe geschikt, maar de verschillende grondsoorten beperken wel de keuze van de druivenvariëteiten. De verschillende druiven hebben immers grondsoorten waarop ze meer of minder tot hun recht komen. Het is dus niet de wijnbouwer die de druiven kiest volgens zijn eigen voorkeur maar het perceel dat door klimaat en grond bepaalt welke druiven er het best worden aangeplant.
Dan is er nog het kalkgehalte en de pH die de keuze van de onderstokken bepalen, en dit weer rekening houdend met welke variëteit erop geënt wordt. Elk bodemtype heeft zijn eigen pH die voor druiven optimaal is. (zie schema)
De Bodemkundige Dienst van België voert bodemanalyses van grondstalen uit voor wijnbouw, waarbij zij ook een bemestingsadvies geven. Aan de hand van het rapport en een wandeling over het perceel kan men goed bepalen welke mogelijkheden er zijn.
Gaan we naar de diepere lagen, de ondergrond, dan zijn er duidelijk twee soorten die favoriet zijn. Kalksteen zoals mergel en grind en kiezel zoals we dat in het stroomgebied van de Maas aantreffen. Het zijn deze grondlagen die in belangrijke
mate bepalen welke druiven de beste kwaliteit kunnen voortbrengen. Altijd gekozen uit de variëteiten die klimatologisch en qua bodemtype in aanmerking komen.
Sporen van veel verschillende elementen (sporenelementen) vormen de basis voor een complexe minerale structuurin de wijn. Iets wat de kwaliteit en daarmee ook de realiseerbare verkoopprijs ten goede komt. Nuances in smaak en aroma ontstaan immers voor een groot deel door streektypische verhouding van minuscule hoeveelheden elementen in de bodem. Dus zwakke sporen van talrijke elementen zijn voor goede wijn onmisbaar. Hebben we echter gronden die in het verleden rijkelijk bemestzijn geweest, dan gaat deze complexiteit volledig verloren. Veel wijndruiven groeien immers veel te sterk op voedzame bodem. Daarom zegt men dat de beste wijnen van de armste gronden komen. Daarom moeten we wanneer de bovenlaag uit klei in plaats van uit keien of stenen bestaat, daar met de keuze van de druiven rekening mee houden. Ook heeft de voedzaamheid van de bodem in combinatie met de gekozen druiven zijn invloed op het te kiezen plantraster. Krachtige groeiers op een vruchtbare bodem hebben nu eenmaal meer ruimte nodig. Maar ook indien de voedingswaarde gelijk laag is zijn de verschillen groot. Een kalkrijke kleigrond levert nu een maal heel andere stoffen aan de druivelaar dan bijvoorbeeld een ijzerhoudende zandlaag of kwartszand.
Afwatering
Heel belangrijk is ook dat er een goede afwatering is. Dus een korrelige samenstelling van de grond is voor een goede afwatering erg belangrijk. Een hoge grondwaterstand is funest, maar een altijd vochtige ondergrond op grotere diepte is daarentegen weer wel een groot voordeel. Een druivelaar mag nooit "natte voeten” voeten hebben want dan krijgt men "waterballen“, de smaak- en geurstoffen worden over een grotere hoeveelheid sap verdeeld en we krijgen een natuurlijke verdunning van de wijn. Niet alcoholisch, want suikers maakt de druivelaar genoeg aan, maar een verdunning van smaakstoffen in de wijn. Het resultaat is een schrale vlakke wijn waarvoor men nooit een goede prijs kan vragen. Hier spelen de grondsoort en ondergrond dus weer een grote rol, en een helling is natuurlijk ook hier weer een voordeel. Jammer voor wie in de polder zit, want daar zal men nooit een goede wijn kunnen maken.
Om een kwaliteitswijn te produceren is een zeker watertekortnodig, zodat de eerste functie van de plant, namelijk de groei, wordt beperkt. De groei van de wijnranken en de druiven stopt zodat alle suikers, die door fotosynthese worden gevormd, beschikbaar zijn om de druiven te voeden. Bij extreem watertekort spreekt men van waterstress: de fotosynthese wordt verhinderd zodat de druiven niet gevoed worden. Het rijpingsproces loopt spaak. De juiste balans in de waterhuishouding is dan ook een van de belangrijke voorwaarden voor het maken van kwaliteitswijn.
Stikstof
De bepalende factor voor de productie is stikstof. Op een bodem die relatief veel water bevat, zal stikstof groeibevorderend werken wat ten koste zal gaan van de kwaliteit. Een zeker stikstoftekort daarentegen zal zich tot een kwaliteitsfactor ontwikkelen doordat de groei van de plant wordt beperkt. Het stikstofgehalte van een bodem hangt af van de aangevoerde hoeveelheid humus of meststoffen en van de mineralisatie van de bodem.
We hebben nu de belangrijkste voorwaarden gehad. Niet genoeg om de juiste druiven te kiezen, maar met deze informatie kan iedereen wel bepalen welke percelen van zijn bedrijf voor wijnbouw geschikt kunnen zijn.